The Art of Drag: Ferdinand Erfmann

Ferdinand Erfmann, Danscafé, 1928, Frans Hals Museum

Dit is een bijdrage van Frans Hals Museum
Maaike Rikhof, Conservator Moderne Kunst

Drag is kunst. Drag is voor iedereen. Ook voor beeldend kunstenaars zijn drag en crossdressing al eeuwenlang geliefde onderwerpen. Sommige van hen deden zelf aan crossdressing of drag, anderen maakten portretten van mensen die door deze uitingsvormen zichzelf konden zijn. Hoewel indertijd misschien niet altijd bedoeld zoals op de manier van wat wij nu onder crossdressing of drag verstaan, braken deze uitingen wel degelijk met de vastomlijnde ideeën van wat ‘mannelijk’ of wat ‘vrouwelijk’ was.

De tentoonstelling The Art of Drag brengt deze verhalen voor het voetlicht. De expositie focust zich op voorbeelden van drag en crossdressing in voornamelijk Nederlandse beeldende kunst rond 1900, in combinatie met nationale en internationale hedendaagse kunst van omstreeks 1980 tot nu. Het startpunt hiervoor is een aantal kunstwerken uit de collecties moderne en hedendaagse kunst van het Frans Hals Museum die getuigen van verschillende vormen van drag en crossdressing zoals uitgedragen door hun maker en/of breder aanwezig in de samenleving.

Kunst is een expressiemiddel om liefde voor drag en crossdressing te uiten op manieren die daarbuiten regelmatig op tegenstand stuiten – zowel vroeger als nu. In de kunstgeschiedenis zijn talloze kunstenaars te vinden die zich in drag hebben gehuld vanuit artistieke motieven en/of identiteitsgerelateerde belangen. Deze persoonlijke voorliefde kende verschillende vormen en heeft zich op uiteenlopende manieren vertaald in hun kunstwerken.

Voor sommigen was de kracht van transformatie en het wisselen tussen personages een middel om de maakbaarheid van geijkte genderconventies te onderzoeken. Een van hen was de Nederlandse kunstenaar Ferdinand Erfmann (1901-1968), die bekend staat om zijn schilderijen van robuuste androgyne figuren in gestileerde omgevingen.

Tekst loopt door onder afbeeldingen (fotocredits onderaan de pagina)

‘Acrobatisch tranvestietdom’
In de collectie van het Frans Hals Museum bevinden zich drie van Erfmanns vroegste schilderijen. Alle drie dateren ze van 1928, het jaar dat de kunstenaar afgestudeerde aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam.1 De voorstelling van Danscafé is gezien de halfnaakte figuren en de zeeman links mogelijk gesitueerd in een van de kroegen op de Zeedijk in Amsterdam.

Tekst loopt door onder afbeelding

A

Deze straat bevond zich vlak bij de haven, en was met haar uitgaansgelegenheden in de jaren 1920 een hot spot voor zeelieden, sekswerkers en ook veel queer mensen.2 Rechts zien we twee feminiene figuren die op intieme wijze met elkaar dansen. Wellicht heeft Erfmann zich zelfs laten inspireren door een bezoek aan Café ‘t Mandje, een van de eerste homocafés van Nederland, dat één jaar daarvoor zijn deuren had geopend.3

Het schilderij Vrouwen in slaapkamer toont twee vrouwen die op het punt staan het bed te delen.

Tekst loopt door onder afbeelding

D

De objectiverende mannelijke blik (male gaze) door welke lesbische relaties vaak afgebeeld zijn op door mannen gemaakte kunstwerken, ontbreekt hier. Voor zover bekend, is dit dan ook een van de weinige niet-geseksualiseerde weergaven van een vrouw-vrouwkoppel in de Nederlandse moderne kunst.

Met zijn kunstwerken probeerde Erfmann het verschil tussen man en vrouw op te heffen. Schilderen deed hij ’s nachts, wanneer hij regelmatig opgemaakt en gehuld in vrouwenkleding vormgaf aan zijn droomwereld van sculpturale vrouwen met forse ledematen, naar eigen zeggen ‘verschijningsvormen die uit mijzelf voortkomen’.4 Sommige van zijn figuren zijn te herleiden tot de kostuumontwerpen die hij maakte voor portretfoto’s van zijn drag alter ego’s. Hiervan had hij er meerdere, onder wie ‘Yuri Tamaroff’, ‘Ephebe’ en ‘Ferry Lodewicks (Lolita)’.5 Voor de eerstgenoemde ontwierp hij een outfit waarin hij zich vervolgens (in iets aangepaste vorm) liet fotograferen.

Tekst loopt door onder afbeeldingen

Talloze notitieboekjes van zijn hand geven blijk van de connectie tussen zijn schilderijen en zijn dragkunst, dat hij zelf ‘acrobatisch transvestietdom’ noemde. Zo refereert hij aan zichzelf als ‘dames imitateur’ en aan zijn praktijk als ‘travesti transformaties’.6 Hoewel sommige kunsthistorici schrijven dat in zijn werk ‘zelfportretten als vrouw’ herkend kunnen worden, is het dus passender om te zeggen dat Erfmann voor zijn schilderijen inspiratie putte uit zijn tekeningen en foto’s van zichzelf in drag.

De Amsterdamse fotograaf Henk Schmidt maakte in 1958 in opdracht van Erfmann meerdere portretfoto’s van de schilder in verschillende drag alter ego’s.

Tekst loopt door onder afbeeldingen

Hierover noteerde de schilder omstreeks 1960:

Vanaf 1947 en 1948 is mijn leven ingesteld op het z.g. transvestitisme hetgeen ik in een bepaalde lijn geleid heb, n.l. het acrobatisch transvestietdom. Ik laat mij van satijn harembroeken, hemdjes met of zonder cold shoulder maken en dan photo’s maken. […] Thans is op het gebied der photografie het volmaakte bereikt. In deze laatste acrobatenserie […] is het door mij gewenschte eindelijk bereikt.7

Opgegroeid in een familie van toneelspelers, werkte Erfmann in zijn jonge jaren als parterre-acrobaat.8 Dit verklaart de rol van acrobatiek in zowel zijn geschilderde voorstellingen als in de kostuumtekeningen en portretfoto’s van zijn dragpersona’s.

Schilderen in drag bood Erfmann een veilige haven om zichzelf te zijn en gaf hem een uitweg voor zijn depressies en suïcidale gedachten.9 Zijn notitieboekjes en de albums met portretfoto’s van zijn alter ego’s heeft hij tot zijn dood bewaard.10 Ook hing hij zijn huis vol met foto’s van zichzelf in drag. Maar op vragen van journalisten die informeerden naar de aard van deze foto’s reageerde hij ontwijkend. Mogelijk was hij zich bewust van eventuele reputatieschade die hem boven het hoofd hing als hij ruchtbaarheid zou geven aan zijn draguitingen. In een tijd waarin er weinig maatschappelijke acceptatie was voor drag of crossdressing, gaf zijn dragkunst Erfmann een uitlaatklep om zijn mannelijke en vrouwelijke kanten in één beeld te tonen. Zo schreef hij in 1949: ‘Het wordt me nu steeds duidelijker dat voor de rest van mijn leven het transvestietdom mijn wezen en bestemming is.’11

Met dank aan het RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis

Het verhaal van Ferdinand Erfmann kan je, samen met vele andere verhalen over (kunstenaars in) drag, uitgebreider lezen in het boek The Art of Drag dat bij de tentoonstelling verschijnt. Dit boek is geschreven door conservatoren Manique Hendricks en Maaike Rikhof van het Frans Hals Museum en wordt uitgegeven door Uitgeverij Waanders.

Fotocredits
A: Ferdinand Erfmann, Danscafé, 1928. olieverf op doek, 49,3 x 67,1 cm, Frans Hals Museum

B: Ferdinand Erfmann, Vrouwen in slaapkamer, 1928, olieverf op doek, 52,6 x 57,5 cm, Frans Hals Museum

C: Ferdinand Erfmann, Kleedkamer, 1928, olieverf op doek, 51,2 x 56,7 cm, Frans Hals Museum

D: Ferdinand Erfmann, Vrouwen in slaapkamer, 1928, olieverf op doek, 52,6 x 57,5 cm, Frans Hals Museum

E: Henk Schmidt, Ferdinand Erfmann als Yuri Tamaroff, 1958, foto in fotoalbum, Archief (verzameling) Ferdinand Erfmann (NL-HaRKD-0304), RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis. Foto gemaakt door de auteur.

F: Ferdinand Erfmann, Aantekeningenboekje met schetsen en kostuumontwerpen, ca. 1950, pen en kleurpotlood op papier, Archief (verzameling) Ferdinand Erfmann (NL-HaRKD-0304), RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis. Foto gemaakt door de auteur.

G: Henk Schmidt, Ferdinand Erfmann als Yuri Tamaroff, 1958, foto in fotoalbum, RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis. Foto gemaakt door de auteur.

H: Ferdinand Erfmann, Aantekeningenboekje met schetsen en kostuumontwerpen, ca. 1950, pen en kleurpotlood op papier, Archief (verzameling) Ferdinand Erfmann (NL-HaRKD-0304), RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis. Foto gemaakt door de auteur.

Voetnoten
1 Feico Hoekstra, Ferdinand Erfmann 1901-1968, tent.cat. Gorssel (Museum MORE), Zwolle 2016, p. 13, 16.

2 Monique Doppert, Amsterdam. De roze geschiedenis, Amsterdam 2023, p. 48-50.

3 Hoekstra 2016, p. 35.

4 Interview met Ferdinand Erfmann in Lambert Tegenbosch, ‘Ex-acrobaat werd uniek schilder’, de Volkskrant, 5 juni 1965, p. 29 (via Delpher: https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ABCDDD:010878223:mpeg21:a0433).

5 Ferdindand Erfmann, Notitieboekje met handgeschreven aantekeningen, ca. 1960, ongepagineerd [p. 36-37], Archief (verzameling) Ferdinand Erfmann, RKD, en Erfmann, De Profundis, ongepagineerd [p. 61, 64, 66] (zie noot 5 hierboven).

6 Ferdinand Erfmann, De Profundis. Gedachten over mijn leven, vermoedelijk 1949, manuscript/aantekeningenboekje, ongepagineerd [p. 28], Archief (verzameling) Ferdinand Erfmann, doos nr. VII, niet geïnventariseerd, archiefnummer NL-HaRKD-0304, RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, Den Haag.

7 Ferdindand Erfmann, Notitieboekje met handgeschreven aantekeningen, ca. 1960, ongepagineerd [p. 31 en p. 35], Archief (verzameling) Ferdinand Erfmann, RKD.

8 Tegenbosch 1965, p. 29 (zie noot 4 hierboven).

9 Hoekstra 2016, p. 93, 95, Ferdinand Erfmann, Bespiegelingen over mijn leven, ongedateerd manuscript, Archief (verzameling) Ferdinand Erfmann, RKD en Erfmann, De Profundis, ongepagineerd [p. 4-5] (zie noot 5 hierboven).

10 Deze zijn vervolgens via het Stedelijk Museum, Galerie Mokum en het Huiskamermuseum in Aalsmeer terechtgekomen bij het RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis. Een deel zou na het overlijden van Erfmann in 1968 door zijn zus op het Waterlooplein zijn gedumpt, waar Dieuwke Bakker van Galerie Mokum het vond en voor bewaring mee naar huis bracht. Zie Hoekstra 2016, p. 13.

11 Erfmann, De Profundis, ongepagineerd [p. 63] (zie noot X hierboven).